De dag begint, de wereld verschijnt. De avond valt, de wereld verdwijnt. Inadem komt, uitadem gaat. Er is enkel verandering van vorm naar leegte, van leegte naar vorm.
Leegte
Op het einde lost aarde op in water, het water lost op in vuur, vuur in lucht, lucht in ether, ether lost op in de zintuigen, de zintuigen in de subtiele elementen, de subtiele elementen in hun subtiele bronnen, de subtiele bronnen lossen op in het principe van de gemanifesteerde natuur, het gemanifesteerde lost op in het ongemanifesteerde, het ongemanifesteerde in het eeuwig blijvende, oneindige zijnde. En voorbij dát is er geen vorm of leegte, bestaan of niet-bestaan of beide samen.
Vorm
Voor het begin (en na het einde) was er enkel Zijn. Niets anders roerde zich. Het dacht; Laat mij nu de werelden creeren. Vanuit de oneindige ruimte ontstaan en ontwaken nieuwe werelden bestaande uit gedachten. Het dacht; hier zijn nu de werelden. Laat mij nu beschermers van de werelden scheppen. Uit de oceanen zelf liet het de mens ontstaan en gaf hem vorm.